Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Wijders zeiden zij: De erfenis [22]dergenen, die ontkomen zijn, is van Benjamin, en er moet geen stam uitgedelgd worden uit Israel. 22. Hebreeuws, der ontkoming; dat is, dergenen die ontkomen zijn. De zin is: De overgeblevenen moeten behouden de ganse erfenis, die den stam Benjamins ten tijde van Jozua bij het lot ten deel gevallen is; men mag geen anderen stam een gedeelte daarvan ingeven. Dewijl nu deze overgeblevenen weinig in getal zijn, zo dienen zij immers allen van vrouwen verzorgd opdat de stam, weder uitgebreid zijnde, in wezen blijve, zijn erfenis besla, en bewone. Anders, degenen, die van Benjamin ontkomen zijn, [moeten hun] erfenis [behouden] dat er geen stam, enz.